Hulp bij Levensbeëindiging en misbruik.
Uit onderzoek blijkt, dat er is geen concrete ondersteuning is voor zorgen over Hulp bij Levensbeëindiging. Er is weinig bewijs van misbruik en manipulatie, ook in het bijzonder bij vrijwillige euthanasie bij kwetsbare groepen.
Als het gaat om hulp bij levensbeëindiging beweren critici dat het stervenshulp leidt tot morele acceptatie van het verlenen van die hulp. Deze acceptatie kan volgens die critici leiden tot een zogenaamde “gladde helling”, d.w.z. dat zelfdoding zo ‘gewoon’ zou kunnen worden dat individuen, met name kwetsbare groepen, voor wie Levensbeëindiging niet rationeel is, toch vatbaar zouden kunnen zijn voor misbruik of manipulatie. Eveneens zou dit volgens deze critici kunnen leiden tot het, al dan niet onbewust, toelaten van (het aansporen tot) zelfdoding, wat tot gevolg kan hebben dat de Levensbeëindiging daarmee niet meer in het belang van het desbetreffende individu is, maar dat met name de belangen van anderen voorop komen staan.
Er bestaat echter geen concrete ondersteuning voor deze zorgen omtrent de “gladde helling” (Cholbi 2011). Eveneens is in een onderzoek naar vrijwillige euthanasie gebleken dat er weinig bewijs bestaat van misbruik, in het bijzonder van kwetsbare groepen (Emanuel 2016). En uiteraard: is misbruik aan de orde, dan geldt de strafbaarstelling van art. 294 lid 1 Sr en ze valt ook onder de wetsartikelen moord (art. 289 Sr) of doodslag (art. 287 Sr).
In de Alternatieve route Euthanasie van Nieuwe Democratie let de Levenseindebegeleider nog eens extra op mogelijk misbruik of manipulatie om zelfs de kleine kans daarop te voorkomen.
Cholbi 2011, pg. 62-64, 148-157 Suicide: The Philosophical Dimensions, Peterborough, Ontario: Broadview
Emanuel e.a. 2016, pg. 79-90 “Attitudes and Practices of Euthanasia and Physician-Assisted Suicide in the United States, Canada and Europe”, Journal of the American Medical Association.
Claudia Alexandra Pietsch, 2019 pg. 21 DE MOGELIJKE AFSCHAFFING VAN DE STRAFBAARSTELLING VAN HULP BIJ ZELFDODING EX. ART. 293 EN 294 SR. Behoeven de artikelen 293 en 294 Sr aanpassing, wanneer de juridische invulling van ‘behulpzaam zijn’ wordt afgewogen tegen het schadebeginsel van Feinberg en de moraliteit, en zo ja, in welke mate? Afstudeerscriptie Master Rechtsgeleerdheid: Tilburg Law School. Begeleidster: mr. S.R.B. Walter Tweede lezer: mr. R. Milic.