Artsen en Euthanasie.

In deze moderne tijd bevindt de arts zich in een moeilijke positie. Veel van hen willen graag enerzijds genezen en palliatief helpen en anderzijds helpen bij het menswaardig sterven. Nieuwe Democratie vindt dat verouderde morele opvattingen, geworteld in de Euthanasiewet uit 1886 (!) en de richtlijnen van de KNMG, deze situatie in stand houden. De dreiging van de Regionale Toetsingscommissie, de Medische Tuchtraad, de Officier van Justitie en problemen met de familie van de cliënt – patiënt maakt artsen kopschuw. Nieuwe Democratie pleit voor veranderingen in de regie van het sterven: voor adequate hulp bij Levensbeëindiging, euthanasie of het beëindigen van een voltooid leven. Voor de onderbouwing daarvan zijn enkele interviews afgenomen bij opleiders, huisartsen, een bedrijfsarts en een verpleeghuis arts.

Samenvatting (conclusie): de arts i.h.a., de huisarts en de SCEN-arts  zijn niet in staat de ondraaglijkheid en de uitzichtloosheid van het lijden vast te stellen bij een ander (bv. een patiënt).

De resultaten vragen om een nadere standpuntbepaling van de KNMG en de wetgever.

De belangrijkste punten uit de interviews van de vijf artsen over Euthanasie en de zorgvuldigheidseisen zijn:

Algemeen: Het zou beter zijn als de arts niet betrokken behoeft te zijn bij de besluitvorming over euthanasie en hulp bij zelfdoding. Mits uiteraard e.e.a. zorgvuldig gebeurt is de Alternatieve route Euthanasie een goede mogelijkheid om de artsen te verlossen uit hun dilemma’s bij met name de toepassing van de zorgvuldigheidseis Ondraaglijk lijden. Dat kan door de rol van de arts sterk te beperken tot met name (indien daarom verzocht door de cliënt – patiënt) de diagnose bij lichamelijke en/of psychi(atri)sch lijden, en mits door de patiënt gewenst behandeling en/of palliatie. Opm.: Met de gepensioneerde arts stopte het gesprek hierover.

2 Voor wat betreft de opleiding geldt, dat de betrokkenen vonden:

2.1     Het onderwijs m.b.t. de gesprekstechniek was vooral gericht op: 1. de diagnose,  2. “slecht nieuws gesprekken”, 3. het leren omgaan met de emoties van de patiënt en met “moeilijke of agressieve” patiënten. Er was geen training m.b.t. het op zich vaststellen van ondraaglijk lijden of de andere zorgvuldigheidseisen. Het leren communiceren vonden de artsen echter essentieel. Opm.: De gesprekstechniek in de opleiding bij de gepensioneerde arts was gering en vooral gericht op het uitvragen van de differentiaal diagnose en op “slecht nieuws gesprekken”.

2.2     Er zijn weinig en onvoldoende ethische discussies over Euthanasie gevoerd. In de opleiding van de huisarts/verpleeghuisarts is algemene ethiek aan de orde geweest, maar niet of heel weinig over de ethische achtergronden van de euthanasiewetgeving of van de redelijkheid of de uitvoerbaarheid van de zorgvuldigheidseisen op zich of over het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt t.a.v. hulp bij Levensbeëindiging, euthanasie of bij de beëindiging van een voltooid leven. Het ging meer om de eigen standpuntbepaling van de arts in opleiding; of de arts zorgvuldig zou kunnen handelen binnen de wettelijke zorgvuldigheidseisen; en of de arts daarmee gevrijwaard zou zijn van vervolging na euthanasie of hulp bij Levensbeëindiging. De vragenlijst voor morele vraagstukken van de Katholieke Universiteit Nijmegen (de Nijmeegse Methode voor Moreel Beraad) is gebruikt door alle artsen m.u.v. de gepensioneerde arts. Opm.: De methode lijkt in een aantal opzichten niet objectief. Dat laatste is alleen besproken met de prof en de bedrijfsarts en deze stemden daar mee in.

2.3     In de opleiding zijn nauwelijks tot geen psychologische inzichten aangereikt om de arts er op voor te bereiden de mate van somatisch en/of psychi(atri)sch lijden vast te stellen resp. te bezien of er sprake is van ondraaglijkheid, uitzichtloosheid, en of geen andere redelijke oplossing mogelijk is. Wat de prognose betreft is bv. aan te geven dat de patiënt nog een bepaalde tijd te leven heeft. Uitzichtloos in de betekenis van een “zinloos leven zonder zingeving” kan een arts niet vaststellen. In de opleiding zijn ook geen criteria aangereikt om de arts er op voor te bereiden vast te stellen of er sprake is van ondraaglijk somatisch en/of psychi(atri)sch lijden of t.a.v. het kunnen hanteren van de zorgvuldigheidseisen uitzichtloosheid, prognose, ondraaglijkheid en “geen andere redelijke oplossing mogelijk”.

2.4     Voor de toepassing van de meeste zorgvuldigheidseisen vonden ze het goed definiëren van criteria onmogelijk. Bv. de zogenaamde vaststelling door een ander van ondraaglijk lijden door de patiënt is subjectief. Het lijden op zichzelf is een subjectieve ervaring: de pijngrens van patiënten is verschillend. Slechts de patiënt zelf kan het eigen lijden beoordelen. Het referentiekader van de artsen met hun eigen pijnervaringen is te verschillend om objectief pijn vast te kunnen stellen bij de patiënt.

3       Alle artsen onderschrijven, dat de arts voor grote dilemma’s wordt geplaatst bij een verzoek om euthanasie of hulp bij Levensbeëindiging. Doorleven gaat volgens de wilsbekwame patiënt meestal gepaard met ondraaglijk lijden en er is het risico van een zelfdoding met vaak ernstige gevolgen voor de naasten en andere collateral damage.  Toch moet aan de Euthanasiewet worden gehoorzaamd en dreigen de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie, Medische tuchtraad, de officier van justitie en mogelijk problemen met familie van de patiënt – cliënt. Dat risico ondergraaft sterk de groeiende (en vaak al bestaande) bereidheid onder (jonge) artsen om euthanasie of hulp bij zelfdoding daadwerkelijk uit te willen voeren. Negen van de tien artsen wil anno 2020 (daarom?) geen Euthanasie uitvoeren.

4       Vooral bij psychi(atri)sche aandoeningen is het vaststellen van de uitzichtloosheid en het stellen van een prognose moeilijk en de eis dat geen andere redelijke oplossing mogelijk is, is te subjectief. De beleving van de patiënt zou bij elke aandoening centraal moeten staan.

5       Bij een discussie met artsen over euthanasie of hulp bij Levensbeëindiging wordt vaak onmiddellijk gedacht in extremen die zich kunnen voordoen, vanuit wantrouwen over het handelen van artsen en naasten, niet vanuit vertrouwen. Dat gedachtenpatroon lijkt aangeleerd in de opleiding. Dat geldt bv. voor het betrekken van het Laatste Wil Middel: daarbij werd dadelijk gedacht aan misbruik i.p.v. zorgvuldig en integer gebruik, en dat risico op misbruik zou de reden moeten zijn het verstrekken te verbieden (en rattengif?).

6       Veelal lijkt (de heiligheid van) “het leven in het algemeen” te gaan boven het belang van (de kwaliteit van) het individuele leven van de patiënt. Dit uitgangspunt zit (te conservatief?) ingebakken in de artsenopleiding en kan leiden tot het “ten koste van alles” in stand houden van “het” leven. Het zou anno 2020 moeten gaan over de quality of life, met name bij een verzoek om euthanasie of hulp bij Levensbeëindiging.

Opm. Een SCEN-arts kwalificeert zich met twee dagen opleiding en één terugkomdagdeel.

Word lid. Slechts €12,50 per jaar. Je kunt altijd opzeggen.